In oktober 1918 vergaat een schip met een grote lading portwijn aan boord. Vissers van Ouddorp, Goedereede en Stellendam varen uit om de vaten op te halen. Door de vissers worden honderden vaten buitgemaakt. Zij mogen de vaten niet zelf houden, maar moeten die aange­ven bij de strandvonder. De vaten worden verzameld langs de haven van Goedereede.

Foto:H.L. Vogel

Op elk vat wordt aangegeven wie de vinder is. In totaal worden 434 vaten bij de strandvonder aangebracht, waarna op 1 en 2 november 1918 de zogenaamde 'portwijn' openbaar wordt verkocht. De gehele verko­ping brengt maar liefst 293.337 gulden (ruim 133.000 euro, maar de waarde in die tijd moet je eigenlijk vermenigvuldigen met 10 = ruim 1,3 miljoen euro). Een derde deel van dat bedrag komt toe aan de vissers, het overige deel is voor de gemeentekas bestemd. Het 'portgeld' komt bijzonder goed van pas. De vissers kunnen gaan investeren in de vissersvloot. 


Er gonst een verhaal in de stad.
Er drijven vaten portwijn in het Goereese Gat.
Onze vissers op zee namen ze mee.
Naar hier. Naar Goeree.De haven staat vol houten vaten.
De strandvonder telt de baten.
De visserman krijgt ook wat
per opgevist vat.

Na jaren van armoede op Goeree.
Vaart nu een nieuwe vissersvloot naar zee.
We vieren het keren van het tij
voor onze vissers en de visserij.

Het is feest in de stad.
Er zit nog genoeg portwijn in het vat
om te zingen en dansen
onder de wapperende stadsvlag
tot het aanbreken van een nieuwe dag.

`C.M.